Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [10]Overal, waar Ik met al de kinderen Israels heb gewandeld, heb Ik wel een woord gesproken met een der stammen Israels, [11]dien Ik bevolen heb Mijn volk Israel te [12]weiden, zeggende: Waarom bouwt gij Mij niet een cederen huis? 10. De zin is dat de HEERE zich nooit beklaagd heeft, dat de regenten van Israel Hem geen cederen huis bouwden. 11. Uit welken Ik nu en dan een rechter of regent genomen of verwekt heb. 12. Zie boven, hfdst.5 vs.2.